De staat van baten en lasten bestaat uit vier onderdelen:
Het totaal van A en B geeft het totale resultaat van een verslagjaar aan.
Onderdeel C en D geven de bestemming van dit resultaat aan.
In onderdeel A worden de operationele baten en lasten weergegeven van de kerkelijke en diaconale activiteiten. Dit zijn ook de baten en lasten die normaal gesproken zijn opgenomen in de begroting van het College. Bij de afweging of iets tot de operationele baten en lasten behoort, is ook het beleid van belang. Tot de operationele baten behoren in ieder geval de baten van alle materiële vaste activa, de rentebaten van liquide middelen, de opbrengsten levend geld en subsidies en bijdragen voor operationele lasten. Bij baten uit acties voor investeringen, subsidies en bijdragen aan investeringen ligt het voor de hand deze in onderdeel B te verantwoorden. Conform C.1.1 worden winsten en verliezen die ontstaan door een wijziging in de reële waarde, rechtstreeks verwerkt in het eigen vermogen. Bij waardeveranderingen van beleggingen hangt het af van het beleggingsbeleid. Indien volgens het beleid een deel van het ongerealiseerde beleggingsresultaat als bate wordt genomen, wordt dit verwerkt in onderdeel B Incidentele baten en lasten.
Bij de lasten zijn de lasten gebouwen, de dotatie groot onderhoud, de afschrijvingen, de lasten pastoraat, lasten kerkdiensten, verplichtingen andere organen, salarissen, lasten beheer en de rentelasten en bankkosten in ieder geval onderdeel van de operationele lasten. Dotaties en onttrekkingen aan bestemmingsreserves en -fondsen moeten altijd in onderdeel C worden verantwoord. Een eventuele dotatie of onttrekking aan de reserves koersverschillen of de herwaarderingsreserves worden rechtstreeks in het vermogen verwerkt.
Onderdeel A (operationeel resultaat)
Over wat operationele baten en lasten zijn, bestaat niet zoveel onduidelijkheid. Wij geven enkele toelichtingen.
Wat wordt precies onder door te zenden collecten verstaan?
Daaronder wordt een afdrachtcollecte, dat is een collecte waarvan de opbrengst wordt aangewend voor een specifiek doel dat niet het eigen plaatselijke (kerkrentmeesterlijk en diaconaal) kerkenwerk betreft, maar direct wordt afgedragen aan derden. Onder collectes voor bovenplaatselijk werk worden niet de collectes voor quotum en solidariteit bedoeld, maar in elk geval de collectes bedoeld die op grond van het advies collecterooster Protestantse Kerk/Kerk in Actie of vanwege een andere landelijke (noodhulp)actie worden doorgestort aan de Protestantse kerk of aan Kerk in Actie (KIA).
Opbrengsten uit ontvangen dividenden, rente, huur en pacht
Als deze opbrengsten nodig zijn voor normale, operationele uitgaven - waaronder ook begrepen de uitgaven voor diaconale doeleinden - of het nakomen van ANBI-verplichtingen, dan maken deze opbrengsten onderdeel uit van de operationele opbrengsten in onderdeel A.
Pastoralia (rekening 80.92) zijn goederen waarvan de opbrengst bestemd is om het inkomen van de predikant te financieren. Ze stammen veelal uit de middeleeuwen en bestaan uit los land of ook uit een of meer boerderijen. Het beheer en toezicht valt onder het college van kerkrentmeesters. Het is een vooral regionaal gebeuren. Vooral in Friesland, Groningen en Gelderland komt dit nog sporadisch voor. De rest van de provincies kennen het bijna niet meer.
Dividendbelasting
Bij dividenden wordt doorgaans dividendbelasting ingehouden. Kerkgenootschappen kunnen een vrijstelling aanvragen of de ingehouden dividendbelasting, Nederlandse maar ook veel buitenlandse, terugvragen. Het kan enige tijd duren voordat de dividendbelasting daadwerkelijk ontvangen wordt, maar (op een enkele buitenlandse dividendbelasting na) het is wel zeker dat dit zal gebeuren. Dus wordt ook de ingehouden dividendbelasting als dividend geboekt met als tegenrekening “terug te vorderen dividendbelasting”.
Gemeente huurt een pastorie voor de predikant
De verwerking in de administratie en in FRIS hangt af van de onderlinge afspraken. Zeker is dat de gemeente dan geen eigenaar is van de pastorie, waardoor een aantal rekeningen van de materiële activa en de exploitatie niet gebruikt kunnen worden. Er zijn drie mogelijkheden:
Onderdeel B (incidentele baten en lasten)
Opbrengsten uit waardeveranderingen
Zoals eerder aangegeven zijn herwaarderingen van vastgoedbeleggingen en ongerealiseerde koersresultaten als incidentele baten (bij koerswinsten) of lasten (bij koersverliezen) in onderdeel B te verantwoorden. FRIS saldeert de ongerealiseerde koersresultaten op rekening 95.21 en herwaarderingen, afhankelijk van het actief op 95.31 of 95.32, waardoor er ook negatieve baten kunnen staan op die rekeningen. Daarna worden deze resultaten toegevoegd of onttrokken aan 21.92 Reserves koersverschillen en de rekeningen 21.94 of 21.95, Herwaarderingsreserves. Maar dat is administratief bewerkelijk. Om dat te vermijden is een andere benadering mogelijk, waarover meer onder het kopje “administratieve vereenvoudiging effecten”.
Administratieve vereenvoudiging effecten
Eerder is opgemerkt dat het bijhouden van alle effectentransacties en de bijbehorende koersresultaten administratief bewerkelijk is. Het kan eenvoudiger, maar daarvoor is nodig dat er een aparte bankrekening is, waarover uitsluitend alle effectentransacties lopen en waarop alle dividenden, rente etc. worden ontvangen. Dan bestaat de totale beleggingsportefeuille uit de beleggingen (onderverdeeld in aandelen, obligaties, alternatieven, etc.) plus een bankrekening voor de liquiditeiten en de transacties (dit is overigens bijna altijd het geval bij het in beheer geven van de beleggingen). Alle ontvangen dividenden, rente etc. en de aan- en verkopen lopen via de effecten bankrekening. Zodra het financieel jaaroverzicht van de bank of portefeuillebeheerder binnen is kunt u de ontvangen rente en de eindwaarde van de beleggingen boeken. Het verschil met de beginwaarde is dan het koersverschil dat wordt verantwoord op 95.21 Koersresultaat beleggingen. Al naar gelang het beleid wordt het koersresultaat gewoonlijk volledig of soms deels toegevoegd aan 21.92 Reserves koersverschillen.
Let op! FRIS bepaalt eerst welke bedragen er zijn gemuteerd op de kolom koersresultaten in rubriek 03. Die bedragen worden vergeleken met de toevoegingen en onttrekkingen aan de Reserves koersverschillen op 21.92. Een eventueel verschil tussen die getallen wordt door FRIS automatisch opgenomen onder de incidentele baten 95.21. Een onttrekking ten gevolge van een verkoop of een desinvestering, opgenomen in de daarvoor bestemde kolom in rubriek 21, wordt door FRIS rechtstreeks toegevoegd aan de Algemene reserve.
Een gemeente heeft een beleggingsportefeuille van € 500.000. Daar staat een Reserve koersverschillen tegenover van € 100.000. Het beleggingsbeleid van deze gemeente is dat de Reserve koersverschillen minimaal 10% en maximaal 25%van de waarde van de beleggingsportefeuille zal bedragen. In dit voorbeeld dus maximaal € 125.000 Bij de afsluiting van jaar 20 blijkt dat de Reserve koersverschillen na de verschillende boekingen, uitkomt op € 140.000. Besloten wordt daarom een bedrag van € 15.000 vrij te laten vallen/te onttrekken aan deze reserve, waardoor dit bedrag wordt toegevoegd aan de Algemene reserve.
In jaar 20 is er op rekening 21.92 blijkbaar eerst € 40.000 toegevoegd vanwege de nieuwe beurswaarde. Daardoor komt het saldo uit boven € 125.000, dus 15.000 teveel. Daarom wordt die € 15.000 onttrokken. Het is ook toegestaan per saldo € 5.000 toe te voegen aan 21.92 .Per saldo verschijnt er € 15.000 onder de incidentele lasten.
Zou in een bepaald jaar de Reserve koersverschillen lager worden dan 10% van de beleggingsportefeuille, dan wordt er ten laste van de Algemene reserve aangevuld tot die 10% is bereikt. Een bestemmingsreserve, dus ook de Reserve koersverschillen, mag nooit negatief zijn. In dat geval moet er aan de bestemmingsreserve een bedrag worden toegevoegd tot het saldo minimaal nul is. Door deze toevoeging komt dit bedrag onder D ten laste van de Algemene reserve.
Sommige gemeenten hebben in hun beleidsplan staan dat een deel van de koersresultaten wordt toegevoegd aan de baten. FRIS is zo ingericht dat de Koersresultaten beleggingen worden geboekt op rekening 95.21. Gewoonlijk wordt daarna het resultaat toegevoegd aan rekening 21.92 Reserves koersverschillen. Doet men dat niet, dan wordt het hele resultaat verwerkt onder D en gaat het naar de Algemene reserve. De richtlijn laat voor het beleid van gemeenten of diaconieën echter andere mogelijkheden toe. Er kan ook een deel naar de Reserves koersverschillen geboekt worden. Het deel dat niet aan de reserves koersverschillen wordt toegevoegd, komt terecht onder B bij de Incidentele baten. Dat bedrag wordt via D naar de Algemene reserve geboekt. Het voorbeeld hierboven laat de verwerking daarvan zien.
Een ander aandachtspunt is de methodiek die beleggingsfondsen tegenwoordig toepassen op hun beleggingen. Het komt in de praktijk steeds vaker voor dat beleggingsfondsen de opbrengsten niet uitkeren maar meteen herbeleggen. We verwerken het hiervoor genoemde beleid en de herbeleggingsmethodiek van de beleggingsfondsen in onderstaande voorbeelden.
Gemeente FRISdorp heeft de beleggingen, bestaande uit effecten en liquiditeiten, ondergebracht bij een beleggingsfonds van een institutionele belegger. Het beleggingsfonds keert niets uit, maar na aftrek van kosten vermogensbeheer wordt alles meteen herbelegd.
Het jaaroverzicht van de portefeuille over jaar 20 geeft de volgende informatie : Op 01-01-20 is de waarde van de beleggingen € 510.000. Op 31-12-20 is de waarde gestegen tot € 622.000. Ontvangen dividendopbrengst € 9.000, betaalde kosten van vermogensbeheer € 2.500.
Intern wordt van dit jaaroverzicht geboekt : 03 Beleggingen € 112.000 (debet) 48.12 Kosten vermogensbeheer € 2.500 (debet) 81.40 Opbrengst uit aandelen/oblig. fondsen € 9.000 (credit) 95.21 Koersresultaat beleggingen € 105.500 (credit) Bij de resultaatbestemming kan, afhankelijk van het beleid, (een deel van) dit koersresultaat worden toegevoegd aan 21.92 Reserves koersverschillen.
Intern beleid van deze gemeente: De gemeente wil jaarlijks 3% rendement van het beginsaldo op 01-01-2020 ten gunste van de operationele baten brengen.
Het restant wordt toegevoegd aan de Reserves koersverschillen. Deze reserverekening mag maximaal 25% van de belegde waarde ultimo boekjaar bedragen.
Praktische uitwerking in FRIS:
In FRIS ontstaat de volgende situatie:
Stel: 21.92 Reserves koersverschillen staat op 01-01-20 op de balans voor €70.000
NB: Op 81.40 staat vanwege de koppeling in FRIS de dividendopbrengst van € 9.000 NB: OP 48.12 Kosten vermogensbeheer is door u een bedrag van € 2.500 geboekt. NB: Het rendement van 3% van € 510.000 bedraagt is € 15.300.
Uitwerking in FRIS. Op 03.xx wordt in de kolom Mutatie een plus mutatie van € 6.500 en een koersresultaat van € 105.500 geboekt
Op rekening 21.92 wordt een bedrag van € 105.500 toegevoegd.
Boek op 81.99 (dat is een onderdeel van groep A) een bate van €15.300. Boek op 95.10 een negatieve incidentele bate van € 15.300. In het resultaat onder D vallen beide bedragen tegen elkaar weg, evenals het bedrag van € 105.500 dat aan de Reserves koersverschillen is toegevoegd.
Onttrek aan 21.92 het bedrag van € 15.300. Het saldo op 21.92 op deze rekening wordt dan € 160.200 Maximum van 21.92 Reserves koersverschillen is 25% van € 622.000, dat is € 155.500. Vrijval ten gunste van de Algemene reserve door een onttrekking (verkopen/desinvestering) van € 4.700 op 21.92. Het totaal van de onttrekkingen wordt dan 15.300 + 4.700 is € 20.000 FRIS saldeert dit dan op de Algemene reserve (onderdeel D).
Stel dat er een minder positieve situatie ontstaat.
Gelijke gegevens als hiervoor, met dien verstande dat door een beurskrach de beurswaarde uitkomt op € 400.000. NB. Ook bij dit tegenvallend resultaat brengt men consequent 3% ten gunste van de operationele baten.
Uitwerking FRIS: Op 03.xx wordt in de kolom Mutatie een plus mutatie van 6.500 en een koersresultaat van min € 116.500 geboekt.
Op rekening 21.92 wordt een bedrag van € 116.500 onttrokken. Boek op 81.99 (dat is een onderdeel van groep A) een bate van € 15.300. Boek op 95.10 een negatieve incidentele bate van € 15.300. In het resultaat onder D vallen de beide bedragen tegen elkaar weg, evenals het bedrag van € 116.500 dat aan de Reserves koersverschillen is onttrokken.
Onttrek aan 21.92 als onderdeel het bedrag van € 15.300 Het saldo op 21.92 op deze rekening wordt dan min € 61.800 (70.000 – 116.500- 15.300) Een bestemmingsreserve mag echter nooit negatief zijn, zodat er minimaal € 61.800 aan moet worden toegevoegd ten laste van de Algemene reserve. Boek daarom als toevoeging op 21.92 een bedrag van € 61.800 (onderdeel C), waarna 21.92 op nul uitkomt.
FRIS saldeert dit dan op de Algemene reserve (onderdeel D)
Een aanvullend getallenvoorbeeld
We zien daar even af van transactiekosten, kosten vermogensbeheer en opbrengst rente/dividend.
Balans 03 Effecten 01-01-2022 staat voor € 500.000, gelijk aan de beurswaarde. Er is een Reserve koersverschillen in gebruik. Mutaties in 2022: verkochte stukken € 100.000. Dit bedrag wordt meteen herbelegd, dus boekwaarde 31-12-2022 is dan € 500.000. Uit de jaargegevens van de vermogensbeheerder blijkt: Gerealiseerde koerswinst € 20.000, Beurswaarde van de portefeuille € 540.000. In de loop van het jaar zijn via de Beleggingsbank alleen de werkelijke ontvangsten en uitgaven geboekt. Dan kan in eerste instantie het volgende overzicht gemaakt worden:
Maar er is meer aan de hand. We moeten nog twee aanvullingen boeken.
Onderdeel C (Mutaties in Bestemmingsreserves en Bestemmingsfondsen): Het kenmerkende van een fonds of met een betere benaming, bestemmingsfonds is dat de bestemming door derden bepaald is en niet door de kerkenraad, het CvK en/of het CvD gewijzigd mag worden. Hierdoor behoort een bestemmingsfonds evenals een bestemmingsreserve wel tot het eigen vermogen, maar omdat de bestemming vastgelegd is, behoort het daarbinnen tot het vastgelegd vermogen en niet tot het vrij besteedbaar vermogen. Het vastgelegd vermogen is dat gedeelte van het eigen vermogen dat is afgezonderd, omdat daaraan een meer beperkte bestedingsmogelijkheid is gegeven dan gezien de algemene doelstelling van de gemeente of diaconie zou zijn toegestaan. Het vrij besteedbaar vermogen is dat gedeelte van het eigen vermogen, waarover de kerkenraad zonder belemmering door wettelijke of kerkordelijke bepalingen kan beschikken voor het doel waarvoor de gemeente of diaconie zich gesteld heeft.
Voorbeeld operationeel resultaat (A): Uw gemeente of diaconie bezit 10 ha. landbouwgrond, dat in erfpacht is uitgegeven. Dit is een vastgoedbelegging. De jaarlijks ontvangen pacht moet worden verantwoord onder 00.80 ontvangen huur/pacht die gekoppeld is aan 80.80 opbrengst onbebouwde eigendommen. Voorbeeld incidentele baten en lasten (B): De diaconie van PG Voorbeeldstad heeft een legaat van € 75.000 ontvangen. De legator heeft bepaald dat het geld door het CvD alleen besteed mag worden voor hulpverlening aan asielzoekers. Dit wordt dus verwerkt in onderdeel C als (toevoeging aan) een bestemmingsfonds. Onderdeel D (Mutatie in de Algemene reserves)
De rechtspersoon verwerkt baten uit nalatenschappen in het boekjaar waarin de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. In ieder geval verwerkt de rechtspersoon voorlopige betalingen in de vorm van voorschotten in het boekjaar waarin ze worden verkregen als baten uit nalatenschappen. Baten uit nalatenschappen worden in onderdeel B verwerkt en niet rechtstreeks in het vermogen.
De omvang van een bate uit nalatenschap kan betrouwbaar worden vastgesteld als op grond van het stadium waarin de afhandeling van de nalatenschap zich bevindt, een betrouwbare schatting van het te ontvangen bedrag kan worden gemaakt. Hiervan is in ieder geval sprake bij ontvangst van de akte van verdeling. Bij de waardering van nalatenschappen houdt de rechtspersoon rekening met eventuele rechten van vruchtgebruik.
De afwikkeling van een nalatenschap vergt tijd en er kunnen allerlei bijzondere voorwaarden aan verbonden zijn. Soms ook worden ze in gedeelten uitgekeerd en is de waarde niet eenvoudig vast te stellen. Dat maakt het geven van algemeen geldende regels lastig. Het zijn echter altijd incidentele baten en moeten daarom uitsluitend in onderdeel B worden verantwoord. Het is niet toegestaan erfenissen en legaten rechtstreeks toe te voegen aan het vermogen.
De heer A heeft het restant van zijn nalatenschap aan het CvD (diaconie) nagelaten, met de bepaling dat alleen het vruchtgebruik daarvan aangewend mag worden voor diaconale doeleinden. Dat restant wordt door de notaris vastgesteld, nadat alle legaten zijn afgewikkeld, de belastingdienst de eventuele erfbelasting heeft bepaald en de rekening van de notaris is betaald. Dus pas als de notaris definitief bericht geeft wat de exacte omvang is, kan de nalatenschap als een bijzondere bate worden geboekt. Omdat er echter bepaald is dat het CvD alleen het vruchtgebruik krijgt, moet er meteen ook een bestemmingsfonds komen en dus een dotatie aan dat fonds als last onder onderdeel C worden verantwoord.
Voor de meer gedetailleerde staat van baten en lasten geldt het model zoals opgenomen in FRIS. In de toelichting moeten de belangrijkste verschillen qua baten en lasten in vergelijking tot de begroting en de cijfers van het voorgaande boekjaar toegelicht worden.
Vooral veel kleinere dorpsgemeenten exploiteren een begraafplaats. Voor gemeenten en diaconieën die een begraafplaats bezitten, geldt de Richtlijn administratie en financieel overzicht gemeenten en diaconieën met een begraafplaats. Zie: https://protestantsekerk.nl/kerkbeheer/kerkgebouwen-begraafplaatsen/ Deze richtlijn geeft voorschriften voor een apart financieel overzicht begraafplaats. Dit overzicht maakt onderdeel uit van de toelichting op de balans en de staat van baten en lasten van de gemeente/ diaconie en wordt bij het indienen als bijlage meegezonden.
Als de begraafplaats is ondergebracht in een aparte (annexe) stichting, dan gelden de bepalingen van dit hoofdstuk ook voor de jaarrekening van die stichting. Ook geldt voor deze (annexe) stichting dezelfde controlebepaling als voor de gemeente/diaconie. De jaarrekening van de annexe stichting moet tegelijkertijd met de jaarrekening van de gemeente/diaconie vastgesteld worden. Dit zodat de Kerkenraad van de gemeente zich bewust is van de verplichtingen tegenover de begraafplaats.
De balanspost reserves begraafplaatsen geeft het eigen vermogen van de begraafplaats aan, ontstaan uit de exploitatie van de begraafplaats. De activa en passiva die samenhangen met de begraafplaats, worden als volgt weergegeven in FRIS. De activa van de begraafplaats worden weergegeven onder 02.30 Begraafplaatsen. Het financieel overzicht begraafplaats geeft de toelichting op deze post. De passiva van de begraafplaatsen exclusief de post eigen vermogen van de begraafplaatsen worden weergegeven op rekening 23.40 Passiva begraafplaatsen. Het eigen vermogen van de begraafplaats staat op rekening 21.96 Reserves begraafplaatsen. Tot slot wordt de eventuele onderlinge rekening-courant verhouding geëlimineerd. De toelichting op deze post wordt gegeven in het financieel overzicht begraafplaats.
De staat van baten en lasten (rekening 95.50 en 65.50) omvat alleen de totale baten en de totale lasten van de begraafplaats. Er mag geen saldering van baten en lasten plaatsvinden.
De specificatie en de toelichting bij de baten en lasten vindt plaats in het financieel overzicht begraafplaats.
Het GCBB heeft een aparte richtlijn administratie en jaarverslaggeving begraafplaatsen uitgegeven. Zie link: https://protestantsekerk.nl/thema/kerkgebouwen-en-begraafplaatsen/. Daarvan is tevens een uitgebreide handleiding, inclusief voorbeelden van verwerking in FRIS beschikbaar, Handleiding beheerders begraafplaatsen. Tevens is er een model vastgesteld dat u eventueel zou kunnen gebruiken. Dit model, sjabloon-financiele-gegevens-begraafplaatsen, is te downloaden vanaf het scherm bijlagen in FRIS. Belangrijk om te weten: Uitgangspunt is een gescheiden administratie van de kerkelijke gemeente en de begraafplaats met aparte rekeningen voor de ontvangsten en uitgaven inzake de begraafplaats. Alle boekhoudpakketten hebben de mogelijkheid een aparte administratie te voeren voor de begraafplaats. Ook gemeenten die een andere vorm van administratie voeren, kunnen de administraties gescheiden houden. Er zijn in dat geval in eerste instantie twee financiële overzichten te maken: • a. de gemeenterekening, exclusief de begraafplaats. • b. het financieel overzicht begraafplaats. Van die financiële overzichten moet daarna één gecombineerde jaarrekening gemaakt worden en opgenomen in FRIS.
De balans verschaft samen met de staat van baten en lasten en de toelichtingen hierop uitvoerige informatie over de financiële gang van zaken. Voor de cijfers van de begraafplaats worden dezelfde waarderingsgrondslagen gehanteerd als die voor de gemeente. Mocht er een tekort op de begraafplaats zijn, dan moeten er door de gemeente passende maatregelen worden getroffen om dit tekort structureel te verhelpen en aan te vullen.
Mocht de begraafplaats zijn ondergebracht in een annexe stichting, dan wordt de jaarrekening van deze stichting door de kerkenraad goedgekeurd en ondertekend en wordt deze als bijlage bij de jaarrekening van de gemeente opgenomen in FRIS en meegezonden naar het CCBB. In de toelichting wordt, aansluitend op de Richtlijn begroting en jaarverslaglegging Protestantse Kerk, de datum van ondertekening door de kerkenraad vermeld.