In het kader van Kerk 2025 wordt er gepleit voor proactief financieel beheer (regeren is vooruitzien) en ook voor proactief toezicht op dat financieel beheer (vanuit het toezicht zo nodig tijdig signaleren en waarschuwen). Een meerjarenraming is een essentieel onderdeel van het instrumentarium van de plaatselijke gemeente om in dat kader passend financieel beheer te voeren. In deze richtlijn zal allereerst worden ingegaan op het ‘waarom’ van een meerjarenraming.
We streven er naar om de meerjarenraming in FRIS beschikbaar te hebben in het voorjaar van 2020. De meerjarenraming is primair een ondersteunend instrument om een goede discussie over beleid te voeren op het plaatselijke niveau. De meerjarenraming wordt niet verplicht gesteld, behalve in een aantal specifieke gevallen.
Tot nog toe is in de kerkorde en in de ordinantiën een begroting en een jaarrekening voorgeschreven. Een jaarrekening is een uitstekend middel om zich als gemeente/ diaconie te verantwoorden en geeft ook goed inzicht hoe het is gegaan met de financiën van het afgelopen jaar. Het geeft echter weinig inzicht in het beleid dat voor de komende jaren nodig is om bijvoorbeeld financieel gezond te blijven. Het voordeel van een meerjarenraming is dat ontwikkelingen, zoals de effecten van minder leden voor de opbrengsten levend geld of de invloed van kostenstijgingen beter inzichtelijk worden gemaakt. Vragen zoals,
De meerjarenraming kijkt 8 jaar vooruit en beslaat daarmee in principe twee beleidsperioden. De 8 jaar is ook gekozen omdat de gemiddelde periode dat een predikant aan een gemeente is verbonden ook zo’n 8 jaar is.
De meerjarenraming zoals FRIS deze aanreikt kent de volgende opbouw:
De raming van de baten en lasten in de meerjarenraming kent dezelfde rubrieken als de begroting en de jaarrekening. Net zoals bij de begroting en de staat van baten en lasten ziet de gemeente in FRIS alleen die rubrieken die voor de gemeente van belang zijn. De kostenkant van de meerjarenraming is gebaseerd op landelijke kennis inzake bijvoorbeeld de kosten per predikant en kennis inzake de verwachte kostenstijging per kostenpost. Een commissie meerjarenraming van het GCBB zal jaarlijks in het najaar de indices vaststellen gebaseerd op o.a de verwachtingen van het CPB in september. Teneinde meerjarenramingen vergelijkbaar te maken en ook een beleidsinstrument te maken voor bijvoorbeeld overleg tussen de gemeente en het CCBB, is de kostenkant van de meerjarenraming qua ontwikkeling een gegeven. De gemeente kan natuurlijk wel interventies plegen, zoals een verwacht emeritaat van de predikant of het einde van het contract van de kerkelijk werker voor het einde van de meerjarenperiode van acht jaar. Bij de batenkant moet de gemeente zelf goed kijken welke ontwikkeling wordt verwacht. Denk hierbij vooral aan de inschatting hoe de post levend geld zich ontwikkelt, in relatie tot de ontwikkeling van het aantal leden, leeftijdsopbouw etc. De gemeente kan daar per batenpost zelf de index bepalen. De mutaties in de verkorte balans worden door FRIS zelf vanuit de laatste jaarrekening en de meerjarenraming berekend. Wel kan de gemeente hier ook interventies aangeven bijvoorbeeld een verkoop van een pastorie in een bepaald jaar. Er is een meer gedetailleerde handleiding beschikbaar inzake hoe om te gaan met de meerjarenraming.
Deze richtlijn is door het Generaal college voor de behandeling van beheerszaken (GCBB) vastgesteld in zijn vergadering d.d. 5 maart 2020.