Kerngemeenten

Richtlijn financieel beheer en toezicht kerngemeenten

  1. In het beleidskader kerngemeenten II artikel 12 is geregeld dat door het GCBB opgestelde specifieke richtlijnen gelden voor de kerngemeenten. Het GCBB heeft in zijn vergadering van 5 maart, deze richtlijn vastgesteld. Deze richtlijn kan worden aangehaald als de richtlijn financieel beheer en toezicht kerngemeenten.
  2. Voor het financieel beheer van een kerngemeente zijn in het bijzonder artikel 6, 7 en 12 van het beleidskader van belang.
  3. Zoals geformuleerd in artikel 6.3 van het beleidskader vraagt de kerngemeente voor de rechtshandelingen genoemd in ord 11-1-5 voorafgaande toestemming van het CCBB.
  4. In ord 11-21 is het arbeidsveld van het CCBB geregeld. Dit toezicht is voor kerngemeenten onverkort van toepassing. Voor het sluiten van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd en het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien, is voorafgaande toestemming van het CCBB vereist.
  5. Teneinde de administratieve lasten van de kerngemeenten zoveel mogelijk te beperken zal het GCBB de kerngemeenten voorzien van een model begroting, een model jaarrekeningen en een model bestuursverslag.
  6. De kerngemeente is verplicht om de richtlijn begroting en jaarverslaggeving PKN te volgen.
  7. In afwijking van het gestelde in de richtlijn meerjarenraming is de kerngemeente verplicht jaarlijks een geactualiseerde meerjarenraming in FRIS in te dienen bij het CCBB.
  8. In afwijking van de richtlijn GCBB classificatiesysteem voor de beoordeling van begrotingen en jaarrekeningen geldt voor kerngemeenten het volgende:
    a. kerngemeenten bij het voor de eerste keer indienen van een jaarrekening of begroting in FRIS de vergelijkende kolom(men) verplicht moeten invullen
    b. kerngemeenten bij het jaarlijks indienen van een begroting verplicht de meerjarenraming moeten indienen
    c. qua beoordeling van begrotingen en jaarrekeningen in beginsel wordt aangesloten bij de vigerende richtlijn, met dien verstande dat in ieder geval risicostatus A niet wordt toegekend en risicostatus D uitsluitend als er een predikant aan de kerngemeente is verbonden
    d. bij een sluitende exploitatie risicostatus B van toepassing is
    e. bij een niet-sluitende exploitatie risicostatus C van toepassing is en daar overleg tussen CCBB en kerngemeente noodzakelijk is
    f. afhankelijk van de uitkomst van dat overleg het CCBB verscherpt toezien kan instellen en maatregelen kan afdwingen om tot een (structureel) sluitende exploitatie te komen
    g. als een sluitende exploitatie niet mogelijk blijkt, het CCBB samen met het BMCV met de kerngemeente opheffing (dan wel samenvoeging) gaat bespreken.
  9. Bij de beoordeling van de jaarrekening beoordeelt het CCBB of er sprake is van een grotere omvang of complexiteit zoals aangegeven in het beleidskader artikel 7. Het CCBB brengt daarover zo nodig een advies uit aan het BMCV.

Deze richtlijn is door het Generaal college voor de behandeling van beheerszaken (GCBB) vastgesteld in zijn vergadering d.d. 5 maart 2020.